‘I’m sitting in de second chamber and I’m having my first period.’ Ooit stelde een Nederlandse staatssecretaris zich zo voor aan een buitenlandse collega.
Nederlanders halen hun uitdrukkingen en middelbareschoolengels door een blender en maken er een eigen ratjetoe van. En ze worden nog begrepen ook. De Australische taalwetenschapper Alison Edwards promoveert in Cambridge op dit onderwerp. Eerder werkte ze aan de Universiteit van Maastricht. Het viel haar op dat Nederlanders eigenaardig Engels spreken. Met hardnekkige fouten, maar te volgen voor elk Engelssprekend mens ter wereld.
John O’Mill, pseudoniem voor Johan van der Meulen (1915-2005), speelde midden vorige eeuw in zijn versjes al met het eigenaardige Engels van Nederlanders:
Rot young
A terrible infant, called Peter,
sprinkled his bed with a gheter.
His father got whoost,
took hold of a cnoost
and gave him a pack on his meter.
Recentere boekjes zijn I always get my sin en We always get our sin too door Maarten H. Rijkens en I have it in my own hands van Jan Dijkgraaf. Aan de hand van voorbeelden uit dat laatste boekje stel ik me voor dat een Nederlander in het buitenland het volgende trieste verhaal wil vertellen:
Hij had een hekel aan zijn schoonmoeder, maar verder was alles koek en ei. Ze hadden geen kinderen, omdat hij altijd voor het zingen de kerk uitging.
Maar toen liep de boel uit de hand. De vrouw maakte een slippertje, zeg maar. Vanaf dat moment was er geen land meer met hem te bezeilen. Hij stond voor aap. Hij vroeg haar het hemd van haar lijf. Waarom, waarom, waarom? Dat was de hamvraag.
Kun je het niet door de vingers zien, vroeg ze.
Nee, donder op,’ zei hij.
‘Dan kun je het dak op!’, schreeuwde ze.
Hij voegde de daad bij het woord, en sprong! Zo ging hij de pijp uit.
In het allerbeste steenkolenengels wordt het dan:
He hated his clean mother, but further everything was cook end egg. They had no kids, because he always leaved the church before singing.
But then things walked out of hand: the woman made a slippery, say but. Since that time you couldn’t sail a country with him. He stood for monkey. He asked her the shirt from the body. Why, why, why? That was the ham question.
‘Can’t you see it through the fingers’, she asked.
‘No, thunder up,’ he said.
‘Then you can go up the roof,’ she screamed
He added the deed by the word, and jumped!
So he went the pipe out.
Zijn openingszin komt nog regelmatig langs op verjaardagen: ‘When the radio stied on, the canary fluuts.’
Ik herinner me een ‘klassieker’ uit mijn eigen schooltijd. Een vriend moest een spreekbeurt in het Engels houden. Zijn openingszin komt nog regelmatig langs op verjaardagen: ‘When the radio stied on, the canary fluuts.’
Vermakelijk toch? Laten we daarom maar gewoon van onze fouten blijven genieten. Want vechten tegen steenkolenengels is in Nederland al gauw vechten tegen windmilletjes.
Ben Tekstschrijver
28 september 2012
Bijna 1000 lezers gingen je voor.
Ben Tekstschrijver blogt ook op Zorgkaart Nederland, Mijnkwaliteitvanleven.nl, Taalvoutjes (Paus op non actief I Pferdreiten), Schrijven Online, D!scura, Nijkerk Nieuws en Aanlegplaats: thuishaven voor blogs vol literair talent en ook op Aanlegplaats: Ben de Graaf, het interview en De vangst van Ben de Graaf.
Wat is ie weer kostelijk. Dank.
Natuurlijk meteen aan het graven geslagen in de herinnering en ik heb er ook eentje, maar dan in het Duits.
Lang geleden ging een vriendin van me met haar ouders en broers naar Zwitserland op vakantie. Lex, het kleine broertje (maar toch al wel van middelbare schoolleeftijd, denk ik) vraagt bij de plaatselijke groenteboer naar aanleiding van de op de stoep uitgestalde waren: ‘Was kosten die Würzel daar baussen?’
Wij vinden ‘m grappig.
En nog eentje (Spaans): mijn lieve stoere schoonmoeder spreekt geen enkel woord over de grens, maar weet zich overal verstaanbaar te maken. In de tijd dat nog niemand er maar over peinsde, ging zij al met het gezin op vakantie naar Spanje. We spreken over de jaren zestig. Ze had vlees nodig, waarschijnlijk voor bij de meegebrachte doperwten uit blik. Letterlijk met handen en armen schijnt zij geroepen te hebben naar een voorbijganger: ‘VLEES!!!???’, daarbij met haar rechterhand haar linkeronderarm grijpend, om ‘vlees’ aanschouwelijk te maken. Het is gelukt, want de voorbijganger keek half om en sprak: ‘Daaro, op de dijk’, in plat Haags. En die dijk was dan de boulevard. Slapstick.
Als je nagaat dat het Nederlands op zich al voor veel mensen problematisch is, kun je wel nagaan dat andere talen nog lastiger zijn. Maar gelukkig hebben veel Nederlanders geen last van gêne, en geven ze hun bek maar een douw (ook zo’n leuke uitdrukking).
Verheug me nu alweer op je volgende column.
Hij is weer leuk!
Mooie column. Maak me er zelf ook wel schuldig aan denk ik wel eens als ik in Canada ben. Moest laatst spontaan speechen voor een volle zaal. Wist het woord improviseren niet meer, liep snel naar het tafeltje waar Maarten Doude van Trooswijk (vertaler Engels) zat en vroeg het hem. Begon mijn speech met het uitleggen waarom ik even naar die tafel liep. Gelijk de lachers op mijn hand…on my hand:-)
Vergelijkbaar met Flauskesseldeutsch.
Goede column weer. Herkenbaar.
Leuk blog. Mijn bijdrage: ‘Ik speak all the tales’
Ik was net geslaagd voor middelbare school en op een meisjeskamp in Ohio in de Verenigde Staten een vakantiebaan gestart als zeilinstructeur. Het was een zwoele zomeravond. Ik maakte een praatje op het terras met het echtpaar dat het kamp leidde. Hierbij waren ook tientallen meisjes van het kamp aanwezig, de leeftijden variërend van 7 tot 13 jaar. Iedereen was dol op de mooie Rotweiler en ik wilde vragen of ze de hond zelf gefokt hebben. Dus ik vroeg op het volle terras aan het echtpaar: ‘Did you fok this dog?’
Alle monden vielen open. Probeer dan maar eens uit te leggen wat je eigenlijk wilde zeggen.
Steven, dat doet me denken aan dat heerlijke mopje van die Friese paardenfokker die een bezoek brengt aan Londen en in de pub zit.
‘What are you doing for a living’, vraagt een Engelsman.
‘I fok horses’, zegt de paardenfokker
‘Pardon?’
‘Yes, paarden.’
Wat is taal toch fascinerend, ook al is het steenkolentaal. In het engels betekent dat trouwens Dunglish, een wonderlijke mix van Dutch en English.
Laatst kwam ik weer een juweel tegen (hoewel?): ‘When the shit hit the fan’. Dat betekent zoveel als: toen dit aan het licht kwam brak de pleuris uit. De vertaling was iets banaler, of moet ik zeggen analer. ‘Toen de stront tegen de ventilator werd gesmeten’…Tja….
Gisteren hoorde ik weer een mooie: in verband met het bezoek van Angela Merkel aan Athene was er een interview op het journaal met een Duitse journalist. Hem werd gevraagd om commentaar naar aanleiding van de rellen in Athene. Op een gegeven moment – ik kon mijn oren niet geloven – vertelde hij doodleuk dat Angela naar Griekenland was gereisd om de Grieken ‘ein Herz unter den Belt zu stechen’. Nu is ‘belt’ het Engelse woord voor riem. Hier is dus sprake van een hollanglicisme.
Ik las laatst trouwens nog een leuk stukje dat wel bij je laatste column past. Leuk ook dat je nu aan de 300 lezers zit! Ik sprak nummer 294 deze week nog en zij vond het ook erg leuk om je blogs te lezen.
Leuk stukje; heb zelf ook zoiets meegemaakt. Een collega wilde aan Engelssprekend bezoek uitleggen dat handschoenen gedragen moesten worden. Die collega had het over ‘handsjoe’, terwijl er toch echt ‘glove’ op de doos stond.
Hahah…
‘No thunder up’, he said. Daar moest ik wel om lachen ;). Ook een leuke woordgrap: kippenvel -> chickenskin.