Dikke-ik op dieet

Joukje Reen, de domineesvrouw die opkeek tegen keurige 'mevrouwen'
Joukje Reen, de domineesvrouw die opkeek tegen keurige ‘mevrouwen’.

Soms kon zijn moeder hem ineens bij de arm pakken, een passerende dame aanwijzen en zeggen: ‘Anton, kijk toch eens, wat is dát een kéúéúéúrige vrouw.’ Voor haar waren het ‘mevrouwen’, daar keek ze tegenop. Geen eigenschap waar je nu de handen nog voor op elkaar krijgt.

Deel dit blog

Anton ken ik van de camping. Hij woont in Leeuwarden en beschrijft zijn moeder Joukje Reen in een boek. Hij schrijft: mijn moeder voorzag een jonge predikant van aandacht en promoveerde zo van ‘miss Húzum’ tot domineesvrouw. Zij werd een keurige dame, maar wie haar beter kende ontwaarde in de zilvervos met pepitapakje steevast een volkse vrouw.

Keurige vrouwen zijn bijna altijd onbekende vrouwen. Als je iemand kent, is het keurige er al gauw af. Zijn moeder zag dat niet. Die keek haar leven lang op tegen de keurigheid die ze op afstand zag, rook, voelde en proefde.

Mijn schoonmoeder keek op tegen haar klanten. Dat kwam vooral voort uit dienstbaarheid. De ouders van Elly hadden een melkzaak, vader in de wijk, moeder in de winkel. Als ’s avonds het gezin na een dag hard werken eindelijk ging eten, kon je er donder op zeggen dat beneden de bel ging. Dan stond er nog iemand voor de gesloten winkeldeur voor een halfje volle melk. Haar moeder stiefelde dan meteen de trap af, naar de winkel, om de klant te helpen. Want ja, de klant was koning. Bij terugkomst lag een koude karbonade op haar te wachten.

Mijn moeder zelfde laken een pak. Die keek op tegen zowat iedereen die niet op ons boerenerf woonde. Ze voelde zich als eenvoudige boerin klein worden tegenover de dominee, huisarts en notaris, maar ook tegenover een ambtenaar in een net pak of iemand uit de stad.
Op een middag zaten we rond 14:00 uur nog te eten. Uit haar ooghoeken zag ze koeienkoper Knoppers het erf op rijden. ‘O nee,’ kermde ze, ‘we zitten nog te eten.’
Knoppers zette zijn auto neer, liep in zijn stofjas voor ons raam langs, keek naar binnen en zag ons eten. Mijn moeder griste onze borden onder onze neuzen weg, zette mijn dampende gehaktbal met doperwtjes onder het bed op het kelderzoldertje en gooide het tafelkleed op tafel.
Een moment later stapte de koeienkoper de kamer binnen. Mijn moeder negeerde zijn verbaasde blik en zei: ‘Goeiemiddag Knoppers. Koffie?’

Bescheidenheid is geen eigenschap waarmee je volgers krijgt op Instagram. Het is nu veel meer het Loesje-motto: wees jezelf, er zijn al zoveel anderen.

Is dit een generatiedingetje? Bescheidenheid is geen eigenschap waarmee je volgers krijgt op Instagram. Het is nu veel meer het Loesje-motto: wees jezelf, er zijn al zoveel anderen. Coaches hameren op ‘ik ben ik’. Filosoof en socioloog Harry Kunneman introduceerde al in 2005 het fenomeen ‘dikke-ik’. Zelfvertrouwen wordt dan snel arrogantie, opkomen voor jezelf egoïsme, een flexibele geest een in beton gegoten mening. We zien onszelf als de ster van het universum. De wereld moet naar ons opkijken, niet andersom.

Zucht.

Soms denk ik: dikke-ik zou best even op dieet mogen. Van Antons moeder, mijn schoonmoeder en mijn eigen moeder kunnen we nog wel een lesje leren. Een lesje in nederigheid.

Ben Tekstschrijver

Herken je iets van deze moeders in jouw moeder? De uitspraak ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ is gestoeld op oud-Hollandse bescheidenheid. Is gewoon nog steeds goed genoeg of is deze uitspraak niet meer van deze tijd?

Deel dit blog

Reacties Geef een reactie

  1. Fijne blog weer! Hoewel ik mezelf niet per se als gewoon beschouw, zou dat geen onnauwkeurige samenvatting/typering zijn. Om het mezelf makkelijk te maken vergelijk ik mezelf niet met buitengewone mensen. Wel is het zo dat als iemand aan iets buitengewoons werkt, ik mezelf dan de vraag stel: hoe kan ik helpen?

    1. Gerhard, ik ken je een beetje en kan beamen dat je ‘niet per se gewoon bent’. Sterker, je bent buitengewoon genoeg om jezelf niet met buitengewone mensen te hoeven vergelijken.

  2. Nederigheid zoals jij het prachtig beschrijft is naar mijn gevoel wel een generatiedingetje.
    Toen wij vroeger thuis een telefoon kregen en mijn moeder voor het eerst opnam, riep ze net zoals mijn vader alleen haar achternaam. Mijn zus (die toen op kantoor werkte en wist “hoe het hoorde”) riep meteen dat mijn moeder wel eerst mevrouw moest zeggen. Ze vond het overdreven, bovendien riep vader toch ook niet dat hij een meneer was.
    Het koste haar duidelijk moeite om zich zelf mevrouw te noemen. Niet veel later heeft ze mevrouw aangepast naar Marie. En dat klonk inderdaad veel beter!
    Je nederig voelen vind ik een mooi gevoel: zelf voel ik dat niet zozeer tegenover mijn medemens maar meer als ik versteld sta van prachtige natuur en grote sterrenhemels.

    1. Je nederig voelen als nietig mens onder een grote sterrenhemel, maar toch onderdeel van het grote geheel…
      Een mooie vorm van nederigheid inderdaad.

      Ik heb vaak gelezen dat astronauten dat ook hebben. Als ze van bovenaf als een soort Major Tom naar beneden kijken en van afstand de aarde zien, dan voelen ze zich ook nederig worden. Ze vragen zich dan af waarom wij hier beneden elkaar zo vaak het leven zuur maken.

  3. Heel herkenbaar, Ben!
    Mijn moeder was ook een beetje zo: opkijken naar boven maar wat een minder fraaie eigenschap was, ook met enige minachting het ‘plebs’ bekijken. Je had ‘ons soort mensen’ en de anderen. Bah.

    Zo had zij altijd een heel deftige vriendin, we gingen daar niet op bezoek, we gingen op ‘visite’. Wij, mijn zus en ik, met onze zondagse jurken aan. Pa in pak en moeders op haar paasbest. We werden dan volgestopt met allemaal lekkere dure zoutjes, chocola, slaatjes en garnalencroquetten (vind ik nog altijd het mooist, qua spelling!). We zaten na afloop altijd proppievol. Tante Louise, die weduwe was, was na de dood van haar man trouwens hartstikke dik geworden. Ik weet nog dat ik altijd met een mengeling van fascinatie en afkeer het rollen van haar buik bestudeerde als ze ging verzitten.

    Enfin, er moest op gezette tijden dan natuurlijk een tegenbezoek plaatsvinden. Dan poetste mijn moeder dagenlang van tevoren het huis. We mochten ons dan nog maar nauwelijks bewegen, we waren eigenlijk in die dagen ervoor zelf ook zo’n beetje rommel, vooral mijn vader die nooit zijn as aftikte, dat zweefde dan heel mooi in kleine partikeltjes naar de pers waarop zijn rookstoel stond. Ma weer boos. Mijn zus en ik zagen het altijd aankomen en wachtten dan tot mijn moeder losbarstte.

    We hadden het niet breed en mijn moeder kon zich geen bonbons van Kluitman, de fijnste banketbakker van de stad, veroorloven. Ze kocht dan bij wijze van uitzondering de duurste bonbons van Jamin. Helemaal niet slecht trouwens. Ze presenteerde ze op haar mooiste verzilverde bonboniere (bestaan die dingen nog? Schrijf je het zo of met tweemaal een n, iets voor het nationaal dictee).
    Tante Louise zei dan altijd (al kauwend met volle mond, dat was kennelijk ook chic): ‘Lidy, wat een vur ruk ke luk ke bonbons’, precies zo zei ze het. ‘Van wie heb je die?’
    Mijn moeder antwoordde dan met een stalen gezicht: ‘Oh, die ken jij niet, ze zijn van Sjâmaine.’
    Mijn zus en ik proestten het dan altijd uit, maar tante Louise – die ons zo’n beetje als kringloopmeubilair beschouwde – antwoordde dan doodleuk: ‘Ach ja, dat kun je ook wel proeven.’

    En dat was géén ironie, ik zweer het je…

    1. Vanaf nu zal het leven nooit meer hetzelfde zijn. Altijd zal ik bij een chocolaatje van Jamin denken aan ‘Sjâmaine’. De zoetigheid van deze grootgrutter heeft ineens een grandeur die het voor mij nooit had. Mmm…..

      Dankjewel weer, het blijft smullen, die reacties van jou.

  4. Waar gaat nederigheid over in misplaatste of zelf minderwaardigheidsgevoel?
    Zijn de (door wie) boven ons gestelden werkelijk beter? Meer?
    Is de nederigheid dan terecht of is het misplaatst?
    Is respectvol gedrag niet voldoende?

    Uiteraard kan de huidige ikkigheid wel wat minder. Veel minder zelfs.
    Maar waar hebben die mensen hun zelfoverschatting als kinderen vandaan gekregen? Ouders? Onderwijzers? De peergroup?

    Je stelt eigenlijk twee extremen tegenover elkaar, terwijl het natuurlijk veel genuanceerder ligt. Maar ja, dan heb je geen column.

    1. Interessante vraag: als onze ouders zo bescheiden en bij vlagen – terecht of misplaatst – nederig waren, waar hebben wij – die dikke-ikkige kinderen – het dan vandaan?

      Wie het weet mag het zeggen.

      En je hebt natuurlijk helemaal gelijk: er valt veel meer over te zeggen. Ik vond die nederigheid van mijn moeder bij tijd en wijle ergerniswekkend, zeker toen mijn dampende prak op het kelderzoldertje terechtkwam omdat een koeienkoper op bezoek kwam. Die nederigheid vond ik toen misplaatst.

      En met gewoon respectvol gedrag kom je een heel eind.

      Maar in het dikke-ik-tijdperk van nu zou een beetje van die nederigheid van mijn moeder mijns inziens wel op zijn plaats zijn.

  5. Mooi verhaal weer, Ben. Ik heb de leeftijd om er wel iets in te herkennen. Niet helemaal van dezelfde strekking, maar toch voorzien van dat soortgelijke laagje respect en behulpzaamheid is het volgende verhaal.

    In het dorp waar ik geboren ben, was er eens een arme boer die met zijn grote gezin net even buiten de bebouwde kom woonde. De boer was niet lekker en zijn vrouw liet de dokter komen. Die constateerde iets ernstigs, waardoor de boer langere tijd niet kon werken en daardoor dus ook geen inkomsten zou hebben. In die kleine gemeenschap was het dan heel normaal dat die dokter later die dag nog langs de slager, de bakker en de groenteboer ging en deze middenstanders vertelde over de moeilijke situatie waarin het boerengezin verkeerde. Verder gaf hij ook door welke voedingsmiddelen goed en gezond voor de boer en zijn gezin zouden zijn. De slager bracht vervolgens een week lang elke dag een of anderhalf ons mooie biefstuk, de bakker een paar broden en de groenteboer veel verse sinaasappels bij het gezin. Over betalen werd uiteraard met geen woord gerept. Als de dokter zoiets zei was het menens en niet meer dan je plicht de ander te helpen.

    Ik kom uit een dorp met kéuéuéurige mensen …

  6. Mooie column Ben. Top dat je een maatschappelijk thema oppakt. Ik herken je oproep tot bescheidenheid. Wij mensen denken dat wij de wereld kunnen regeren en overal zelf aan het stuur staan. Daarin helpt een beetje realisme. Het streven naar het ‘ik ben ik’ (dik of niet) zit inderdaad sterk in onze samenleving en onderwijssysteem. Inclusief coach-land.

    Of opkijken naar anderen, zoals ik dat ook bij mijn grootouders heb gezien, helpt weet ik niet. Ik laat mijn karbonade niet koud worden als een klant belt en dat komt niet omdat ik hem niet waardeer. Wel geloof ik in het centraal zetten van de onderlinge verbinding en het besef dat evolutie historisch is. Huidige vormen, ideeën en sociale systemen hebben een voorgeschiedenis. Als ‘Ik ben ik’ al bestaat krijgt het daarmee op zijn minst een kleurrijk, gedeeld en bescheidener karakter.

  7. Ik denk, dat het komt doordat mijn zus 3 dagen voor jou is geboren, maar ik weet nog dag jij vandaag jarig bent. Dus van harte gefeliciteerd. Ik hoop dat je met Elly, jullie kinderen en kleinkind toch noch een fijne dag hebt.

    Wat betreft je blog kan ik mij zo goed voorstellen dat “buurvrouw Marrie” van de eetkamertafel in een handomdraai weer een “normale” tafel wist te maken. Ik moest er best wel om lachen. Ook kan ik me voorstellen, dat jij je soms wel ergerde aan de nederigheid van je moeder.

    Dat was ook nergens voor nodig. Zij is goed, zoals ze is, maar zelf zag ze dat anders.

    1. Ik kan er nu ook om lachen hoor…

      Je hebt gelijk, zo dacht ik er ook over, die nederigheid was nergens voor nodig. Ze was goed zoals ze was. Toen ik jong was, kon ik maar moeilijk begrijpen dat zij dat anders zag.

  8. De verschijning van mijn moeder had toch wel een hoog wat-een-keurige-vrouw gehalte. Mam is nu niet meer keurig. Ze is al heel lang dood. Ik zag haar bij Ben’s blog op de foto. Ontroerd was ik wel, ook omdat ik vroeger echt dol was op mijn moeddie. Soms denk ik dat mam doorleeft in alle keurige vrouwen van deze wereld. Mijn eigen vrouw is ook keurig, vind ik. Dat is logisch lief, maar ook heel echt weet u. Gebiologeer van leuke moeders laat hun jongens zeker niet onberoerd, een beetje deftig is niet alleen keurig. Keurig gaat over vorm, vorm is verbeelding of fantasie. De magie van keurige vrouwen zit in het zeker weten dat ze niet alleen maar keurig kunnen blijven. Misschien wel mogelijk, maar niet waarschijnlijk. De zintuigen doen het beter bij keurigheid, denk daar maar eens over na…..
    Dankjewel mam voor meer dan die keurige vrouw die je was.
    Anton

    1. Hi Anton,

      Leuk dat je reageert op dit verhaal over je ‘moeddie’.
      Er zitten een paar zinnen in waar ik even op moet kluiven, zoals: de magie van keurige vrouwen zit in het zeker weten dat ze niet alleen maar keurig kunnen blijven. En: de zintuigen doen het beter bij keurigheid.

      Een kluifje naar mijn hand. Ik ga er over nadenken…

  9. Mijn moeder is de dochter van de bakker en niet onder een goed gesternte geboren. Op haar eerste verjaardag sterft haar moeder in het kraambed van een zusje. De beide zusjes worden door familie liefdevol opgevangen. Een paar jaar later hertrouwt haar vader en de meisjes keren terug in het gezin, waar nog vier kinderen geboren worden.
    Het klinkt als in een droevig sprookje maar haar stiefmoeder heeft vooral belangstelling voor haar eigen kroost. Mijn moeder was wel erg gek op haar vader, maar die stierf toen zij 17 jaar was. Het vak van bakker was in die tijd erg zwaar; elke morgen om 4 uur op en uitslapen alleen zondagochtend in de kerk. Na de lagere school en nog een soort zevende klas moest ze, hoewel ze mooie cijfers had, van school omdat ze in de huishouding, de winkel en de bakkerij nodig was. Ze trouwde met mijn vader, een leraar uit een onderwijsgeslacht van vijf generaties. Het vak van leraar had in die tijd nog status, toen nog wel, dus zo werd Maartje van Geel in het dorp plotseling mevrouw Van den Berg.
    Dat kon ze moeiteloos hanteren en is daarbij altijd een bescheiden vrouw gebleven: noch nederig, noch arrogant. Haar tekort aan moederliefde wist ze aan haar vijf jongetjes ruimschoots te compenseren. Daar hebben mijn broers en ik dankbaar de vruchten van mogen plukken.

    1. De metamorfose van Maartje van Geel naar mevrouw Van den Berg. Mooi.

      Mooi ook dat jij het onderwijsstokje overnam. Al klinkt het wat onheilspellend dat de statuur van het vak van leraar sinds die tijd naar jouw zeggen afgebrokkeld is. Ik hoop dat dat geen invloed heeft gehad op het plezier in je werk.

      1. Mijn laatste jaren in het onderwijs waren inderdaad minder plezierig. Dat had echter niet met de status van het vak te maken. Veel meer beroepen kregen te maken met een devaluatie van hun maatschappelijk aanzien en misschien stonden ze ook wel op een te hoog voetstuk. Mijn vak is Duits en daarin gaf ik met enthousiasme les. Bij vernieuwingen in het onderwijs, die vaak best noodzakelijk zijn, werd het vak samen met Frans naar mijn mening te fors onttakeld. Dat was geen genoegen. Echter ik ben waarachtig niet (of niet meer) het stereotype van de gefrustreerde docent. Na mijn pensioen ben ik zelfs nog intensiever en prettiger actief in die taal. Dat stemt tot grote tevredenheid.

        1. Waarachtig niet het stereotype van een gefrustreerde docent… Gelukkig maar.

          En in de persoonlijke verhalen en de taal vinden we elkaar. Al is het wel zo: als ik schrijf zit daar meestal geen woord Frans bij. En wat de taal van onze Oosterburen betreft: ik kan überhaupt geen woord Duits…☺️

  10. Het klopt. Ik bespeur tegenwoordig ook té veel dikke ikkies. Ik vind het mooi te lezen hoe jij dit beschrijft. Veel herkenning, ben ook opgegroeid op een boerderij…..☺️

  11. Wat een mooie blog Ben.
    Mijn vader was ook melkboer en later hadden we er ook een winkel bij, ik was toen 12 jaar.
    Ik moest altijd helpen en vooral dienstbaar (ouderwets woord) zijn. Klanten gingen voor. En inderdaad opkijken naar de elite.
    We hadden het goed, want we hoorden wel bij de middenstand. Dat was al heel wat. Toch neem je dit altijd mee. Ballast? Beetje wel, ook veel van geleerd. Nederigheid, bescheidenheid, empathie voor de mensen die het veel minder hadden. En ook afgeleerd. Hoewel?
    Was ook wel een heel andere tijd.
    En daarna leren voor jezelf op te komen en jezelf te ontwikkelen met die achtergrond.
    Kan er nog veel over vertellen, zal ik nu maar niet doen.

  12. Tja, deels herken ik ook mijn moeder daar in: ze weigerde een keer met haar eigen autootje iemand op te halen omdat er vogelpoep op zat en ze geen tijd meer zag om dat eraf te wassen. En dus moest ik mijn wagen volladen met ‘oude wijven’ zoals het Oudhollandse kleuterliedje aangeeft….
    Aan de andere kant had ze ook wel iets strijdbaars: ‘Als ze een scheet laat, dan stinkt ze ook!’ kon ze venijnig bitsen als de bescheidenheid haar wat te veel opgedrongen werd…

  13. Nederigheid, alleen het woord al. Wij zijn thuis niet “nederig” opgevoed. Respect, ja. Maar nederigheid is de overtreffende trap. Komt bij mij meer over als onderdanig. Daarbij komt dat ik me nog altijd een gevleugelde uitspraak herinner van mijn Engelse leidinggevende op de exportafdeling voor roll-on/roll-off transporten, vanuit Ipswich naar Europoort. Kevin Barker, zo heette hij, had lang haar, was getooid met een oorbelletje, maar liep wel in stropdas.

    Listen guys, zei hij regelmatig tegen het anarchistische team waarbij elk 2e woord in menig conversatie met een “F” begon: “I don’t call no cunt sir”.

    Ok Kev’!

    Mooie tijden, waar het laatste restje nederigheid dat er mogelijk bij mij nog inzat, er tijdens het drinken van meerdere pints in de lunchpauze wel was uitgeslagen.

    1. Eens dat nederigheid misplaatst is als het onderdanig wordt. Zo voelde het wel toen mijn gehaktbal met erwtjes en piepertjes ineens bij me weggegrist werd. Alleen omdat de koeienkoper langskwam. Andere tijden.

  14. Inderdaad heel herkenbaar en toch ook wel een generatiedingetje. Mijn schoonmoeder was van boerenafkomst en heeft haar hele leven een boerderij gerund. Eerst met haar man, na zijn overlijden alleen en vervolgens met haar 2e man, ook een boer. Zij was superslim, had eigenlijk kunnen studeren, maar dat was in haar kringen niet gebruikelijk.
    Als ze te maken kreeg met, in haar ogen, notabelen dan maakte ze zich kleiner en riep snel “ik bin mar ’n simpel boerenmensje”. Gebruikte dan ook ineens meer dialect. Nergens voor nodig.
    Aan de andere kant kon ze ook neerkijken op het werk van huisvrouwen met “burgermanshuusjes”. in zo’n huis had je immers nauwelijks wat te doen. Dat was in haar ogen een luizenleventje.

    1. Haha, opkijken naar notabelen, maar neerkijken op huisvrouwen van burgermanshuusjes met hun luizenleventje…

      Dankjewel voor deze aanvulling.

  15. Je schrijft altijd (h)eerlijk, zoals het is. En ook vaak heel herkenbaar.

    Ik meld me graag aan als vaste lezer van je blogs.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *