Mijn zoon gaat in Amsterdam ‘op niveau’ uit eten. Het mag wat kosten. De avond eindigt met een broodje burger uit de muur.
‘Wij in restaurantje,’ appt zijn vriendin. ‘Hij vraagt zich nu al af wanneer de amuses ophouden.’
Ze kent hem. Guido is een smulpaap, maar geen fijnproever. Voor hij de kers op de taart in de gaten heeft, heeft hij de hele taart al op. Vroeger op vakantie was hij ook altijd snel klaar met de menukaart. Plaatselijke gerechten van Kroatië waren aan hem niet besteed. Het werd pizza, hamburger, friet. En veel.
Ook voor mij was het al gauw dikke prima als er ‘onbeperkt spareribs’ op de menukaart stond. Tegenwoordig geniet ik wel van culinaire kunstwerkjes, maar ik ben in de keuken geen kunstenaar. Dichter Riekus Waskowsky omschrijft koken als: je pleurt wat in de pan, als je koken kan. Bij mij is het alleen dat eerste.
Eten had bij ons thuis geen speciale aandacht. Als de moestuin vol stond met bonen, aten we wekenlang bonen. Als de saroma-pudding in de uitverkoop was (19 cent per pakje), kocht mijn moeder het hele schap leeg en kwamen na verloop van tijd de klonten van die opgeklopte vla bijna letterlijk mijn neus uit.
Op mijn zestiende ging ik voor het eerst met vrienden op vakantie. Naar een boer in Garderen. We aten bijna dagelijks opgewarmde erwten uit blik en een slobber slasaus. De schijf van vijf speelde geen rol. We hadden vooral oog voor Doortje, de wulpse blondine achter de bar in de plaatselijke kroeg. Verliefd keken we naar dit plaatselijke poldermodel met weelderige boezem – niet bepaald twee erwtjes op een plank – maar wisten ook dat dit pronkstuk bij geen van ons ooit achter op de brommer zou klimmen.
Toch heb ik als kok mijn moment of fame gekend. Ik introduceerde thuis de Italiaanse keuken. Mijn buurvrouw leerde me elleboogjes koken en gehakt rullen. Een blikje tomatensaus en een zakje geraspte kaas maakten het af. Met een pan dampende macaroni liep ik het erf op. Na jaren bonen, piepers en gehaktballen kregen mijn ouders ineens een ware smaaksensatie te verwerken. Mijn moeder vond dat ‘de koningin het niet beter kon hebben’.
Apetrots was ik.
Later werd de macaroni steeds vaker aan mij ‘uitbesteed’. Mijn interesse zakte zienderogen. Nog steeds rijzen mijn kookkunsten niet bepaald de pan uit.
Als je samen 250 euro uitgeeft, mag je toch verwachten dat je een beetje vol zit, maar dat is blijkbaar te veel gevraagd bij deze fancy shit.
Aan het eind van de avond krijg ik een foto van Guido: hij staat in een Amsterdamse straat, een broodje burger in zijn mond. Uit de muur getrokken. Het doosje dicht onder zijn kin om de lekkende saus op te vangen en zijn mooie uit-eten-kleren te beschermen.
‘Het was lekker,’ laat Guido weten, ‘maar ja, zeven schelpjes met wat fruitjes, een soepje en een tiende eend als hoofdgerecht… Als je samen 250 euro uitgeeft, mag je toch verwachten dat je aan het eind een beetje vol zit, maar dat is blijkbaar te veel gevraagd bij deze fancy shit.’
Conclusie: zijn romantische etentje smaakte naar meer.
Ben Tekstschrijver
Stel het is: jij in restaurantje. Wordt het dan onbeperkt spareribs of een culinair kunstwerkje? En als je zelf in de keuken staat? Ga je dan voor een snelle volle maag of een subtiele smaaksensatie? Reageer hieronder. Leuk!
Bijna 1000 lezers gingen je voor.
Ben Tekstschrijver blogt ook op Zorgkaart Nederland, Mijnkwaliteitvanleven.nl, Taalvoutjes (Paus op non actief I Pferdreiten), Schrijven Online, D!scura, Nijkerk Nieuws en Aanlegplaats: thuishaven voor blogs vol literair talent en ook op Aanlegplaats: Ben de Graaf, het interview en De vangst van Ben de Graaf.
Hahaha, mooi verhaal. Twee tips: a.) nooit uit eten gaan om ‘vol te zitten’ en b.) er met zijn tweeën nooit 250 euro voor betalen. Er zijn gelukkig genoeg restaurants die die ‘haute cuisine’-oplichterijen van eind vorige eeuw achter zich gelaten hebben. Eet smakelijk!
Fijne column Ben!
Wij gaan gemiddeld één keer per week buitenshuis eten. Vooraf kijk ik altijd naar de wijnkaart en de inkoopprijzen van de wijnen. Gaan de flessen te vaak over de kop, dan gaan we in dat restaurant niet eten. Met ‘’boeven’’ doen we geen zaken. Hierdoor vallen veel restaurants af. Vaak ook restaurants waar de voorgerechten pas gaan lopen als de manager de prijzen verhoogt.
Dit zegt – denk ik – ook veel over de bezoekers.
Mijn voorkeur gaat vooral uit naar eenvoudige Italiaanse gerechten. Die probeer ik dan thuis na te maken. Bijvoorbeeld zwarte tagliatelle, met garnalen, tomaten, chilipoeder, basilicum, pesto en beetje witte wijn.
Ik kom graag een keer bij je eten.
Hahaha, precies zoals ik Guido ken: nummer-1 fan van de kapsalon!
Voor 125 euro kun je heel wat kapsalonnetjes naar binnen werken. Zelfs Guido zal daarna geen burger meer uit de muur trekken…😉
Het is uiteindelijk net als in ‘The Menu’, zowel de kok als de gast genieten misschien dan toch het meest van een goed gemaakte cheeseburger.
Ik vind het best lekker allemaal, het enige wat ik vraag is dat het ietsje meer is, haha!
Dat was een geweldige scène in een geweldige film. En het zegt ook wel iets natuurlijk dat juist die scène bij jou is blijven hangen…😉
Een vermakelijk verhaal, Ben, en zo herkenbaar.
Dat italiaanse eten bracht bij mij weer herinneringen naar boven van hoe ik op mijn 19e -samen met vier vriendinnen- vakantie vierde aan het Gardameer. Daar heb ik ongebreideld leren eten (twee keer warm per dag!) en leren drinken van de plaatselijke Bardolino wijn. De kilo’s vlogen eraan en onze tailles verdwenen. En ook al hadden we vrijwel alle vier toentertijd in totaal 8 erwten op vier planken, we scoorden wel allemaal een italiaans vriendje. De mijne heette Dario Zeni en hij was automonteur bij de plaatselijke garage. “Ti amo”, fluisterde hij al gauw, en “ti voglio bene”, maar hij kon beter koken dan zoenen, helaas…
Maar dat koken maakte veel goed. Hij woonde op kamers boven de garage en nodigde mijn drie vriendinnen en mij uit om bij hem te komen eten. Wat we kregen? Gerechten met klinkende namen als melanzani parmeggiano, risotto milanese, spaghetti alla putanesco (voer voor dames van lichte zeden!), inktvis (het italiaanse woord ervoor ben ik vergeten), crostini, prosciutto en andere antipasti en overheerlijk cassata ijs toe.
We zouden -thuisgekomen- elkaar natuurlijk blijven schrijven en hij zou met kerst komen. Allemaal niks van terecht gekomen vanzelf. Wel kreeg ik een gramofoonplaatje toegestuurd van een zanger die kweelde over ‘Lisa dell’ ochhi blue’ (Anneliesje met de blauwe ogen) en ook hebben mijn vriendinnen en ik -terug in nederland- nog vier weken na dato elke week voor elkaar italiaans gekookt. Twee hadden een variatie op macaroni met gehakt en kaas en twee lieten pizza aanrukken. Het smaakte er niet minder om. Al gauw schotelden we elkaar weer de hollandse pot voor. Thuis smaakt dat exotische eten duidelijk minder romantisch en ‘zondoorstoofd’
Beste Anneliesje met de blauwe ogen,
Dankjewel voor deze jeugdherinnering.
Leuk geschreven, Ben, van genoten! Verandering van spijs doet eten: het een hoeft het ander niet uit te sluiten, toch? Af en toe culinair kokkerellen of dat lekker laten doen door een chef plús blijven smikkelen van klassiekers zoals de heerlijke vertrouwde spare ribs. ‘ns Kijken welk recept ik binnenkort uit m’n kookboek maak: bedankt voor de inspiratie, blogger en keukenprins. 😉
Ik zie bij jou binnenkort spareribs op tafel verschijnen, maar dan wel aangeboden in een culinaire presentatie die zijn weerga niet kent…
Met een lekkere wijn erbij, uiteraard.
Die foto van jou met je pan macaroni is goud waard!
Haha, het was zo’n bijzondere gebeurtenis dat ik een pan eten gemaakt had, dat er iemand klaarstond om een foto te maken…
Stel dat je helemaal uit je plaat gaat bij de ‘Vierde van Mahler’ door het Koninklijk Concertgebouworkest. Daarna geef je ook ‘Links Rechts’ uitgevoerd door de Snollebollekes een serieuze kans. Of omgekeerd. Dan zeg ik: respect! Je hebt eens wat anders geproefd. Soms smaakt het naar meer, soms niet. Bij een dinertje buitenshuis geldt hetzelfde. Zo ontdekte ik bij toeval dat een maaltijd die ‘Noch Vleesch Noch Visch’ is toch verdraaid lekker kan zijn.
Als ik de Vierde van Mahler en de Snollebollekes op de menukaart staan, sla ik daar niet direct op aan. Bij beide niet. Voor mij is dat vleesch noch visch. Maar zeker, eens een ander gerecht kan verdraaid lekker zijn. Oftewel – en nu citeer ik Wim uit mijn eerdere blog Levensles op Lowlands – hou de voordeur open. Dan komen als vanzelf de heerlijkste geuren bij je binnen.
Onbeperkt spareribs….. mij niet bellen. 🙂
Onbeperkt schransen…. mij niet MEER bellen. 🙂
Ik merk dat ik steeds meer zo’n volgevreten gevoel niet lekker vind.
Ik kies steeds meer voor voeding ipv vulling.
Maar hey…. als ik nog trek heb terwijl ik de deur uitloop dan is er ook iets mis.
Ik hou ervan om met aandacht te eten aan iets dat ook super lekker is en dan bij voorkeur ook nog gezond en snel klaar.
Nou… en dat alles bij elkaar bezorgd me ook nog wel eens kopzorgen, want ja… je ken nie altijd alles hebbe. Das dan weer jammer.
Jij stelt geen misselijke eisen: superlekker, gezond en snel klaar. Erwten uit blik met een slobber slasaus valt hier in ieder geval niet onder. Dus ja, ik snap je kopzorgen. Ben je er al uit wat je vanavond op tafel zet?
Ben, je nieuwe blog roept als meestal bij mij een dierbare jeugdherinnering op. 60 jaar geleden, jemig wat ben ik oud, was ik 16 jaar en in het bezit van mijn eerste derdehands Berini. Met twee vrienden, Sparta-rijders, besloten we een reisje naar Luxemburg te maken. Via Duitsland arriveerden we in Echternach, waar we een rustieke camping vonden. Die lag op een tamelijk steile helling en op een paar richels kon je dan je tent opzetten. Helaas kreeg een van mijn vrienden brommerpech en voor Sparta-onderdelen konden we in heel Luxemburg niet terecht. Via een telefoontje beloofde zijn vader om het betreffende onderdeel per post op te sturen, maar dat kon wel een paar dagen duren.
De omgeving was prachtig dus op zich geen probleem om daar enige tijd te vertoeven. We zaten echter alle drie erg krap bij kas en een bankrekening hadden we in die tijd echt nog niet. Nou was de vader van mijn andere vriend kruidenier en had ons een tiental blikken met afgekeurde gehaktballen meegegeven, plus een complete slof sigaretten. Zo leefden we dagenlang voornamelijk op gehakt en sigaretten.
Toen kregen we twee knapen uit Limburg als buren, die wegens de volle richels maar op de schuine helling gingen staan, met de opening naar beneden. Zij waren mijnwerkers en per auto voor een weekje vakantie afgezet, zonder enige kampeerervaring. Hun bagage bestond hoofdzakelijk uit een enorme voorraad halve literflessen Limburgs bier. Welnu, een deal was gauw gemaakt en het werden gezellige avonden vol gehakt, bier en peuken. ’s Morgensvroeg vonden wij de knapen onderaan de helling tussen de lege flessen, terwijl zij hun roes uitsliepen.
Ondanks de gezelligheid speet het ons niet, dat de onderdelen arriveerden en we de thuisreis konden aanvaarden. Mij smaken overigens een gehaktbal en een biertje nog altijd prima, maar van het roken ben ik gelukkig voorgoed genezen.
Ik denk dat ik jaloers zou zijn geweest op jou met je Berini. Ik ging naar die boer in Garderen op de Sparta van mijn vader – met ‘JLO-blok” – terwijl mijn vrienden op Puchs, Kreidlers en Tomossen reden. Door er plat op te liggen probeerde ik die opgevoerde brommers van mijn vrienden nog een beetje bij te houden. En dat Doortje bij mij achterop de Sparta zou klimmen was natuurlijk helemaal uitgesloten… 😉
Toch kijk ik terug op een leuke vakantie.
Het gaat wat mij betreft in eerste instantie om voeding voor het lichaam en niet om vulling. En daarbij natuurlijk ook heel smakelijk. Iets dat ik zelf thuis niet zo gauw zou maken. Ik ga er dan van uit dat ik zelf voel dat ik voldoende heb gegeten en dat ik er iets bij kan vragen als de portie te weinig is. Als dit zo gaat dan zou je echt geen trek meer hebben in een burger uit een automaat als je die uberhaupt al wil eten.
Dat je er iets bij kan vragen als de portie te weinig is…
Ik denk dat het daar bij mijn zoon misging. Bovendien vindt hij dat een menu van 125 euro niet alleen lekker moet zijn, maar ook ‘genoeg vulling’ moet bieden, zonder er – tegen meerkosten – iets bij te moeten vragen.
Ja een beetje wakker zijn als klant kun je je kids leren. Ik ben een wat grotere eter dan gemiddeld…haha…Meestal krijg je gewoon wat bij zonder te hoeven betalen.
Ik moet dat eerst zelf nog maar eens leren…😉
Hahaha, heel herkenbaar! Wanneer ik moet komen opdraven in zo’n restaurant (meestal werkgerelateerd), eet ik altijd een 5 uurtje van tevoren. Na een dag werken kan ik ’t ook niet trekken, al die borden met een sprietje, een paar toefjes en een kloddertje schuim. Een keer met een groep hadden er zoveel gezonde trek na een lange dag werken dat er ééntje om een bak friet erbij vroeg. Dat hebben we geweten…
Er werd een afwasser op een brommer naar een snackbar gestuurd en na afloop kwam de chef melden dat, gezien we geen waardering voor de keuken hadden getoond, hij liever had dat we niet meer kwamen…
Inmiddels heel wat jaartjes geleden, maar ik zal ’t nooit vergeten.
Haha, wat een verhaal! Dit doet me ook een beetje denken aan de hierboven besproken film The Menu, alleen liep dat nog wat dramatischer af. De kok werd zo moordlustig dat de gasten….
Nou ja, laat ik de clou niet vertellen voor de mensen die de film nog willen gaan zien 😉
Hhhmmm wordt tijd dat jij en je gade gaan aanschuiven aan onze tafel. Niet alleen het voer maar de gesprekken zijn wat een maaltijd maakt! Niks naar binnenschuiven, hap, slik weg, hierna een boer en dan opstaan.
Ik ben een aardige thuiskok maar erg down to earth. Geen dubbel geklutse zus of zo peper uit de binnenlanden van Tanzania.
Ik kook met veel plezier soms in de Kookwinkel in Weesp. Voor Kerstmis heb ik daar het ” Kerstmenu voor de luie huisvrouw (m/v/o)” bedacht. In 30 min een viergangenmenu op tafel!!!
En verder kook graag uit mijn moestuin want die heb ik niet voor niks. Je hebt die gezien.
Ja, Soigne in Bussum, ja een restaurant met van die door jouw zoon niet gewaardeerde liflafjes, is voor mij het paradijs op aarde. Onze groep vrienden hebben wij op Friendsgivingday daar getrakteerd. Zoiets moet je een keer meemaken!
Mijn man en ik hebben toen overigens wel ieder een nier moet verkopen om dat te kunnen bekostigen, dat dan weer wel.
Hmm nieren….ik heb nog ergens een lekker recept met niertjes. Zou Guido dat blieven?
Serveer je bij het niertje ook een biertje? Dan komt Guido wel… 😉
Haha, mooi verhaal. Doet me denken aan jaren geleden. Wij gingen met mijn ouders naar de Salentein, die net geopend was. Tja haute cuisine, dat was mijn vader niet gewend, dus aan het eind van de avond zei mijn vader “Zullen we nog even naar Cor van de Vliert”. 😂